Wat een zwemdiploma ons kan leren over ons onderwijssysteem

WEBSITE-HEADER-FW-IEP-2025_Training-referentie
WEBSITE-HEADER-FW-IEP-2025_Training-referentie

Als je de ontwikkeling van een leerling wilt volgen, maakt het veel uit hoe je toetst. Normgericht meten heeft een heel ander effect dan criteriumgericht meten. Als tekstschrijver voor IEP wilde ik daar graag meer over horen, dus volgde ik een lezing van IEP-collega’s Daphne en Joost. Tot mijn verrassing kun je van het zwemdiploma veel leren over de manier waarop je toetst…

‘Maak een tekening van een tent,’ begint de lezing van productmanager Daphne van Heusden en IEP Adviseur Joost Schouten. ‘Aan de linkerkant van de tent staat een boom met vier takken. Op één van die takken zit een vogel. Aan de rechterkant van de tent staan in het gras drie bloemen. Schrijf je naam in de tekening.’ Iedereen in de zaal levert een tekening in. Daphne hangt ze onder het whiteboard.

Nieuwsgierig, en een beetje verbaasd, kijk ik naar de rij met tekeningen. Wat heeft dit met toetsen en leerlingvolgsystemen te maken? Of met zwemdiploma’s? ‘Alles,’ verklapt Daphne met een glimlach. De tekeningen blijken niet in willekeurige volgorde te hangen; Daphne heeft ze georganiseerd van ‘niet zo mooi’ naar ‘prentenboekwaardig’. Oeps, die van mij hangt op de tweede plek van links…

Ik kan, ik kan, wat jij niet kan

‘Dit is hoe normgericht meten werkt,’ vertelt Daphne. ‘Je resultaat hangt af van de vaardigheden van anderen. Als iedereen in de zaal een prachtige tekening maakt, is de kans groter dat je helemaal links komt te hangen. Als iedereen maar wat schetst, is de kans groter dat je rechts komt te hangen. De norm verschuift, afhankelijk van de leerkrachten in de zaal die meedoen.’

Stel, je hebt een tekening gemaakt die aan alle criteria voldoet – duidelijk een boom met vier takken, en de bloemen staan rechts van de tent. Helaas zitten er in de zaal een paar leerkrachten met een flinke dosis tekentalent. Dus wanneer de tekeningen van minst naar meest mooi worden gehangen, komt die van jou niet voorbij het midden. Ai! Je hebt precies gedaan wat er van je werd gevraagd, en toch haal je een onvoldoende. Tenminste, volgens de regels van het normgericht meten.

‘Dat geldt ook voor normgericht toetsen op school. Als je het ene jaar een goed cijfer haalt met achttien goede antwoorden, kan je er volgend jaar twintig nodig hebben voor een “voldoende”, afhankelijk van hoe goed anderen de toets maken.’ Dat klinkt misschien vreemd, maar zo doen we het in Nederland al decennia lang: we vergelijken de resultaten van kinderen met die van andere kinderen.

Leren van zwemdiploma’s

Na dit heldere voorbeeld van normgericht meten zijn we in de lezing aanbeland bij het zwemdiploma. Wat kunnen we daarvan leren over ons onderwijssysteem? Ik ben heel benieuwd.

Joost legt uit hoe het bij de zwemlessen in Nederland gaat. ‘Wil je een A-diploma halen, dan zijn er duidelijke criteria voor wat je moet kunnen.’ Bijvoorbeeld met een hurksprong het water in, zestig seconden watertrappen op de plek, waarvan de laatste twintig seconden in kleine golven. Zo zijn er nog tien concrete vaardigheden die je moet beheersen. ‘Als je aan alle criteria voldoet, mag je een diploma in ontvangst nemen. Dit noemen we criteriumgericht meten. De vaardigheden tellen, niet hoe een kind presteert ten opzichte van andere kinderen.’

Dan schetst Joost een mooi beeld van het verschil met het normgerichte meten zoals we dat gewend zijn in ons onderwijssysteem. Want wat als we bij zwemdiploma’s ook gebruik zouden maken van normgericht meten? ‘Dan zouden we uitgaan van de gemiddelde leerling: die zwemt bijvoorbeeld 25 meter in 45 seconden. Alle leerlingen die gemiddeld en sneller dan gemiddeld zwemmen, halen hun diploma – zoals leerlingen op school een Ι, ΙΙ of ΙΙΙ score halen in de groene en gele vakjes. Alle leerlingen die langzamer zwemmen dan gemiddeld, krijgen verlengde instructie. Ook als ze aan alle criteria voldoen. Zij zijn er volgens het systeem nog niet klaar voor om hun diploma in ontvangst te nemen- zoals leerlingen op school dan een ΙV of V score krijgen in de kleuren oranje en rood.’

Het gevolg? ‘Alleen de vijf beste kinderen mogen naar het volgende badje, ongeacht hun vaardigheden. Dat werkt competitie in de hand en geeft kinderen onnodig veel stress.’ Precies zoals dat nu op veel scholen gebeurt, zelfs al doen leerkrachten er alles aan om competitie en stress te beperken. Want wie wil er nu in het laagste vakje uitkomen? En de leerlingen die soepeltjes het hoogste vakje bereiken, krijgen in de praktijk minder aandacht dan leerlingen met een D of E score. Terwijl ook zíj kunnen groeien.

Kritisch kijken naar je toetsbeleid

Daar zit het grootste probleem bij normgericht meten, vertelt Daphne: ‘De focus ligt op een ranglijst, niet op de ontwikkeling van het individuele kind. De score geeft vooral informatie over hoe een kind het doet ten opzichte van de populatie – en die norm verschuift voortdurend. Terwijl je als leerkracht veel liever weet welke vaardigheden een kind precies beheerst en hoe de ontwikkeling verloopt.’

Dus wat kan een zwemdiploma ons leren over ons onderwijssysteem? Daphne: ‘Dat het goed is om kritisch te kijken naar de manier waarop je toetst. Criteriumgericht meten legt de nadruk op persoonlijke groei, zonder te vergelijken met andere kinderen. Je hebt het echt over inhoud. Dat geeft je als leerkracht concrete inzichten in wat de leerling al beheerst en waar je met je aanbod nog kunt bijsturen.’

Het werkt bovendien motiverend voor een leerling om toe te werken naar concrete doelen, in plaats van afhankelijk te zijn van een verschuivende norm. ‘Op veel scholen vinden tegenwoordig leergesprekken plaats,’ vertelt Joost. ‘Zo worden leerlingen betrokken bij de doelen die ze in een periode proberen te halen. Het is toch fijn als je weet waar je naartoe werkt? En als de toets dáár dan ook naar kijkt?’

Het kan natuurlijk ook zijn dat je niet aan alle criteria voldoet. Zo vergat ik een vogel te tekenen in de boom naast mijn tent. In de onderwijspraktijk zou dit betekenen dat ik nog wat te leren heb. Joost: ‘Haal je het niet, dan gaan we verder met oefenen en proberen we het de volgende keer nog eens. Een toets is dan geen moment van slagen of zakken; je krijgt altijd meer kansen om te laten zien dat je de afgesproken doelen beheerst.’ Zo draagt criteriumgericht meten ook bij aan meer kansengelijkheid dan normgericht meten doet.

Waarom toetsen we?

Voor mij is het verschil tussen norm- en criteriumgericht meten duidelijker dan ooit. Vanuit de zaal klinken ook enthousiaste geluiden. De ene leerkracht vraagt zich af waarom we ooit begonnen zijn met normgericht meten, de ander vertelt hoe ze met haar schoolteam kritisch aan het kijken is naar het toetsbeleid. Daphne sluit daarbij aan met een advies: ‘Goede vragen om in je team te stellen zijn: Waarom toetsen we? Wat willen we met de toetsen bereiken? En helpt ons huidige toetsbeleid daar inderdaad bij?’ Tja, alle verandering begint bij bewustwording. En dit verhaal over zwemdiploma’s, tenten tekenen en ranglijsten geeft veel stof tot nadenken.

Werken met het IEP LVS

Met het IEP LVS meet je criteriumgericht. Een competentie is behaald wanneer de leerling aan duidelijk vastgestelde criteria voldoet: net als bij zwemles. De analyse laat zien welke domeinen nog moeilijk zijn voor een leerling, zodat je daar je aanbod op kunt aanpassen. Op de Talentenkaart ziet de leerling zelf bovendien hoeveel groei hij of zij heeft doorgemaakt. Oók als een toets nog niet behaald is, is er immers vaak een ontwikkeling geweest.

Werk je al met het IEP LVS, maar wil je graag beter begrijpen hoe criteriumgericht toetsen werkt en hoe je het IEP LVS het beste inzet? Meld je dan aan voor een van onze trainingen

Ben je nog niet bekend met het IEP LVS en wil je er graag meer over weten? Hier vind je alle informatie rondom het IEP LVS of maak een afspraak met één van onze IEP-adviseurs.

Afspraak maken met IEP-adviseur

Plaats een reactie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *