Referentiekader taal en rekenen

Het referentiekader taal en rekenen

Het referentiekader beschrijft de verschillende niveaus die leerlingen zouden moeten kunnen en kennen in de verschillende fasen van het onderwijs. Rond 2007 kwam er steeds meer kritiek op de kwaliteit van het taal- en rekenonderwijs, nadat bleek dat de prestaties van leerlingen op het gebied van taal en rekenen de afgelopen decennia steeds verder achteruit zijn gegaan. In navolging daarvan zijn de niveau-beschrijvingen van het referentiekader opgesteld om de schoolloopbaan van de leerling inzichtelijker te maken. Het referentiekader taal en rekenen is vastgelegd in de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen die sinds 1 augustus 2010 van kracht is.

Waarom draagt het referentiekader bij aan de verbetering van de onderwijskwaliteit?

In het referentiekader is voor het hele onderwijs (van de basisschool tot en met het hoger onderwijs) vastgelegd wat leerlingen moeten kennen en kunnen als het gaat om de Nederlandse taal en rekenen. De verschillende niveaus uit het referentiekader noemen we de referentieniveaus. In de afbeelding hiernaast is te zien welk referentieniveau een leerling moet beheersen op de verschillende momenten en niveaus binnen het Nederlandse onderwijssysteem.

Doordat de verschillende fasen in het onderwijs met elkaar in verbinding staan, ontstaat er een beter doorloop van de leerlijnen taal en rekenen. Dit is bijvoorbeeld belangrijk bij de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs. Doordat zowel het basis- als het voortgezet onderwijs gebruikmaakt van hetzelfde referentiekader kunnen zij gemakkelijk informatie uitwisselen. Dit heeft als voordeel dat het voorgezet onderwijs met de gegevens van de basisschool makkelijk kan vaststellen of de leerling op niveau zit, of de leerling mogelijk nog extra hulp nodig heeft of dat de leerling wellicht meer aankan. Met behulp van het referentiekader taal en rekenen kunnen leerlingen doelgericht verder werken aan hun vaardigheid op het gebied van taal en rekenen. Eventuele herhalingen of gaten in leerstof worden met de doorlopende leerlijnen zoveel mogelijk voorkomen. Het referentiekader taal en rekenen helpt om het taal- en rekenniveau van hun leerlingen te verbeteren.

Wat is het verschil met de kerndoelen

De kerndoelen zijn omschrijvingen van de leerstof die scholen minimaal aan hun leerlingen moeten aanbieden. Dit zegt nog niets over de beheersing van de leerlingen op deze doelen. Voor de referentieniveaus ligt dit iets anders. Aan de referentieniveaus zit een opbrengstverplichting vast. Dit betekent dat scholen de inhoud van het referentiekader taal en rekenen niet alleen moeten aanbieden, maar dat zij de plicht hebben er voor te zorgen dat leerlingen de leerstof beheersen.

Uitleg verschillende referentieniveaus

Het niveau dat leerlingen aan het einde van de basisschool minimaal moeten beheersen heet 1F. De letter F staat voor fundament. Het niveau 1F staat ongeveer gelijk aan het niveau dat een leerling moet beheersen eind groep 6. Het is belangrijk om te weten dat er vanaf groep 3 al wordt begonnen met het werken aan de doelen om uiteindelijk het 1F-niveau te behalen. Deze doelen zijn voorbereidend voor 1F, stap voor stap wordt met alle leerlingen gewerkt aan het behalen van de 1F-doelen. In de praktijk behalen bijna alle leerlingen het 1F-niveau voor het verlaten van de basisschool. Daarom wordt er in het basisonderwijs ook gewerkt aan andere referentieniveaus. Voor taal is dat niveau 2F en voor rekenen is dat niveau 1S. Dit worden ook wel streefdoelen genoemd, omdat het een niveau is dat voor alle leerlingen nagestreefd zou moeten worden, maar wat in de praktijk niet door iedere leerling behaald wordt aan het einde van het basisonderwijs.

Bij niveau 1S wordt een leerling voorbereid op het wiskundig denken in het voorgezet onderwijs. De getallen waarmee wordt gerekend op 1S-niveau zijn complexer en de rekenopgaven zijn pas op te lossen wanneer er meerdere rekenstappen worden doorlopen. Voor taal geldt dat de teksten op 2F-niveau complexer zijn dan op 1F-niveau. Uiteraard is het ook mogelijk dat een leerling op de basisschool al werkt op een hoger niveau, bijvoorbeeld op niveau 3F.

Ook bij Bureau ICE ontwikkelen wij toetsen die gebaseerd zijn op het referentiekader taal en rekenen. Bijv. bij de toetsen voor leerjaar 6, 7 en 8 in het IEP Leerlingvolgsysteem. De uitslag wordt hier uitgedrukt in een percentage en ontwikkelscore die de leerling behaald heeft op een bepaald referentieniveau.

Naast ons toetsaanbod bieden wij ook verschillende trainingen aan om aan de slag te gaan met het referentiekader.