Het mbo zorgt voor een loopbaan én persoonlijke ontwikkeling

Ton Heerts - Het mbo zorgt voor een loopbaan én persoonlijke ontwikkeling

Het spelenderwijs plannen van je persoonlijke route door het onderwijs begint al in het basisonderwijs. Maar al heel jong te definitieve keuzes moeten maken, dat vindt Ton Heerts als voorzitter van de MBO Raad te vroeg. Hij pleit ervoor dat kinderen langer de tijd krijgen om hun cognitieve vaardigheden én praktische talenten te ontplooien. Dat maakt een weloverwogener keuze mogelijk tussen algemeen vormend onderwijs of beroepsonderwijs. Met het oog op een leven lang ontwikkelen ziet Heerts een mooie rol weggelegd voor het mbo.

Natuurlijk is Ton Heerts er trots op dat Koning Willem-Alexander in augustus 2018 het nationale mbo-jaar opende bij ROC Tilburg. Daarmee onderstreept de koning in de ogen van Heerts het belang van het mbo voor de maatschappij. Hij noemt ook meteen de mbo-ambassadeurs, zoals Sil de Weerd. Deze student voeding en voorlichting aan het Clusius College zat als Landelijk ambassadeur mbo 2017 al aan tafel met onder andere staatssecretaris Blokhuis om vanuit het mbo te praten over het preventieakkoord. Hij is nu zijn eigen bedrijfje
gestart om vanuit zijn passie iedereen die dat wil te voorzien van voedingsadviezen.

En vooruit, nóg een voorbeeld om trots op te zijn: Daan Weijgertze van het Hoornbeeck College die tijdens EuroSkills 2018, het EK voor beroepen, in Boedapest een gouden medaille won en tot de beste bouwtimmerman van Europa werd uitgeroepen. “Als je me vraagt waarom ik mijn werk voor de MBO Raad zo leuk vind, dan ervaar ik het telkens als een cadeautje om binnen het mbo al die talenten verder te zien ontwikkelen. Het beroepsonderwijs is een van de mooiste sectoren van het onderwijs, omdat het op het snijvlak ligt van leren, arbeidsmarkt en persoonlijke ontwikkeling”, aldus Heerts.

Het kabinet wil een doorbraak realiseren op het gebied van een Leven Lang Ontwikkelen en stimuleren dat mensen duurzaam inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt. Leren en ontwikkelen moeten vanzelfsprekende onderdelen zijn van werk en leven?
“Je ontwikkeling houdt niet op als je met je mbo-diploma als beginnend beroepsbeoefenaar op de arbeidsmarkt komt. Het is belangrijk dat we helpen voorkomen dat mensen vastlopen in hun loopbaan of werkloos raken. Scholing helpt daarbij en dat is een continu proces, zowel voor jong als oud. Tijdens een werkbezoek aan het Summa College in Eindhoven schoof ik aan bij de basiscursus tegelzetten. Daar sprak ik een juf uit het basisonderwijs die de cursus volgde, gewoon omdat ze het leuk vond en die vaardigheid wilde leren. Ik sprak ook een onderhoudsmonteur die bij reparaties in badkamers nogal eens wat tegels moest intikken om bij de leidingen te komen. Na deze cursus is hij in staat die tegels voortaan zelf weer terug te zetten. Een derde deelnemer was een man van Turkse afkomst die in het kader van re-integratie een beroepentest van de gemeente had gedaan, waaruit het vak tegelzetten was gekomen. In deze drie verhalen zie je het mbo en de maatschappij mooi samenkomen. Het mbo ís de maatschappij. Hans de Boer van VNO-NCW zegt dat hij Nederland naar een ‘next level’ wil brengen, zodat Nederland een economische, sociale en ecologische transformatie kan doormaken. Dan zeg ik: dat kan niet ‘without people’.”

Zeg je daarmee dat juist werknemers met een mbo-diploma nodig zijn om aan de ontwikkeling van Nederland mee te
werken?
“Je ziet niet voor niets om je heen dat heel veel mbo-talent razendsnel wordt aangenomen door het bedrijfsleven en de overheid als publieke werkgever. Er zijn op dit moment bijna geen gediplomeerde mbo’ers werkloos. Dat komt ook omdat deze studenten naast de vakinhoudelijke kennis meteen algemene vaardigheden krijgen meegegeven. Beroepsonderwijs is namelijk meer dan alleen het opleiden voor een vak. Het mbo is ook gericht op de ontwikkeling als mens en als burger in de samenleving. Op een mbo-school zie je veel gastdocentschappen met mensen uit de praktijk, studenten leren er projectmatig werken, brengen veel bezoeken aan bedrijven en leren te debatteren en presenteren. Het bedrijfsleven uit de regio en de omgeving van de school komt er al heel vroeg bij in het beroepsonderwijs en die betrokkenheid is prima. De mate waarin bepaalde algemene vaardigheden nodig zijn, kan natuurlijk variëren. De student die wil doorstromen naar het hbo heeft daarvoor een ander pakket algemene vaardigheden nodig dan de student die ervoor kiest na de opleiding te gaan werken. Ik vind overigens dat we jongeren te weinig tijd geven om de keuze voor hun onderwijsloopbaan goed te kunnen maken.”

Leerlingen in het basisonderwijs moeten te vroeg een keuze maken tussen de stroom vmbo-mbo of havo-hbo?
“Dat is voor veel 12-jarigen inderdaad te vroeg. Je ziet daarbij in veel gevallen ook dat ouders een vmbo-advies voor hun kind zoveel mogelijk willen vermijden, mede als gevolg van het onterecht minder populaire beeld dat men heeft van vmbo en mbo. In die zin moeten we dus ook af van die vroege indeling in categorieën. Ik wil niet dat kinderen die zogenaamd ‘laag’ scoren bij een schooladvies zich de losers van de samenleving voelen, terwijl ze over tien jaar tot veelgevraagde vakmensen kunnen behoren. De hele leerperiode in het basisonderwijs is gericht op cognitieve vaardigheden. Er zou in het onderwijs meer evenwicht moeten zijn met praktische vaardigheden.”

“Aandacht voor het al vroeg aanleren van meer praktische vaardigheden helpt alle leerlingen bij een brede ontwikkeling. Voor elk kind moet je kijken naar schoolbaarheid én leerbaarheid én ontwikkelbaarheid. Ik stel daarom ook de invoering voor van een nieuwe wet: de Algemene onderwijswet, met het recht om je tot minimaal 23 of 25 jaar te scholen en te ontwikkelen. Waarom die leeftijdsgrens? Omdat dan pas het puberbrein ontwikkeld is tot een volwassen brein. We zijn dat puberbrein continu eerder volwassen aan het maken. Zowel het hele onderwijssysteem als het sociale zekerheidssysteem is gericht op 18 jaar. Dan sta je volgens de wet op eigen benen, terwijl een deel van de jongeren langere tijd ondersteuning nodig heeft bij het maken van de keuzes voor later.”

Hoe zie je die ondersteuning voor je?
“Als voorbeeld neem ik een jongen van 19 die ik op het ROC van Amsterdam sprak. Deze jongen liep wat vast in zijn ontwikkeling op school, en in zijn vrije tijd was hij jeugdtrainer van de C-pupillen bij zijn voetbalclub. Hij had zijn trainer/coach 3-diploma van de KNVB voor de jeugd. Met die 13- tot 15-jarige pupillen ging hij geweldig aan de slag. Dan kun je dus écht iets. Dit gegeven verbond het onderwijsteam op school aan het advies van de studieloopbaanbegeleider en zo kwam er een andere individuele leerbaarheid uit voor deze jongen. Dat zo’n jongen trainer is, is dus van meerwaarde en blijkt complementair aan zijn schoolopleiding. Binnen het onderwijs zou er naast algemeen vormend onderwijs nog meer ruimte moeten worden gegeven aan dit type loopbaanoriëntatie en persoonlijke ontwikkeling. De professionaliteit van de avo-docent én de ontwikkeldocent samen biedt de student de juiste ondersteuning in zijn schoolloopbaan.”

Wat uiteindelijk moet leiden tot een waardevol diploma?
“Ja, diplomagericht onderwijs past binnen onze onderwijsvisie voor het mbo. Wat niet wil zeggen dat je niet op het mbo mag zijn als je niet leerbaar en schoolbaar bent. Dan zijn er nog andere competenties die je via praktijkgericht leren kunt ontwikkelen. Het kan best zo zijn dat je je op latere leeftijd op een aantal gebieden alsnog zo ontwikkelt, dat je een diploma kunt halen. En dat diploma telt nou eenmaal. Ik vind ook dat de kwaliteitsborging van examens gegarandeerd moet blijven, want de civiele waarde van het mbo-diploma mag op geen enkele manier ter discussie staan. De handtekening van de voorzitter van de examencommissie heeft in mijn ogen kracht van wet. Die waarde hecht ik eraan.”

Hoe ziet het mbo er over tien jaar uit?
“We weten nu nog niet welke beroepen over tien jaar nodig zijn. We weten ook niet hoeveel banen op welke niveaus verdwijnen en welke er nieuw bijkomen. Wat we wel weten is dat de mbo’er van de toekomst breder is opgeleid en gebruikmaakt van wisselende vaardigheden en technieken. Automonteurs sleutelen bijvoorbeeld aan de laatste benzine- en dieselauto’s, maar repareren ook elektrische auto’s en waterstofauto’s. Verder geloof ik dat de docent en instructeur in het beroepsonderwijs steeds meer begeleiders worden van beschikbare informatie, waarbij de studenten deels digitaal en deels fysiek kennis ophalen en daar projectmatig mee aan de slag gaan. Dit heeft ook gevolgen voor de leeromgeving in het mbo. Het wordt een mix van digitaal leren, leren in de bedrijven en soms ook nog gewoon groepsonderwijs. Scholen worden steeds meer bedrijven en bedrijven worden steeds meer scholen. Zoals ik al zei: het mbo ís de maatschappij.”

Wil je ook de gratis jubileumeditie van Toets! magazine ontvangen, meld je dan nu aan.

Plaats een reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *