Graafschap College verzorgt taaltoetsen voor de Wet Taaleis

Het Graafschap College verzorgt in opdracht van de intergemeentelijke uitvoeringsinstantie Laborijn de taaltoetsen in het kader van de Wet Taaleis. De roc-docenten maken daarbij gebruik van de TOA-taaltoetsen op 1F en A2-niveau. “Als iemand zwak scoort op de toets, kijk je ook naar wat er wél goed gaat.” Lees het interview met opleidingsmanager José de Ruijter en seniordocent Ronald van Harxen.

Iedereen die in Nederland een uitkering krijgt, moet bij de gemeente kunnen aantonen dat hij of zij voldoende taalvaardig is om maximale kansen te hebben op een betaalde baan. Voor moedertaalsprekers betekent dit dat ze minimaal het 1F-niveau op het gebied van lezen, luisteren, spreken en schrijven moeten beheersen en voor anderstaligen geldt datzelfde op A2-niveau.

De Wet Taaleis is vooral bedoeld om erachter te komen welke inwoners van een gemeente problemen hebben met de Nederlandse taal. Iemand die het Nederlands niet goed beheerst, wordt belemmerd in zijn of haar werk, maar ook bij het vinden van (nieuw) werk en vaak ook in het meedoen in de samenleving. In de gemeenten Aalten, Doetinchem en Oude IJsselstreek is uitvoeringsinstantie Laborijn verantwoordelijk voor uitvoering van de Wet Taaleis. Laborijn heeft op zijn beurt het Graafschap College gevraagd om de taaltoetsen af te nemen.

Wordt bij iedereen die een uitkering ontvangt een taaltoets afgenomen?
José: “Nee, dat gebeurt alleen bij mensen die hun taalvaardigheid op geen enkele manier kunnen aantonen. Als iemand geen bewijsstukken heeft, zoals een schooldiploma, wordt eerst bekeken of het misschien toch op een andere manier mogelijk is om de taalvaardigheid te bewijzen. Het is absoluut niet het doel om zoveel mogelijk mensen een taaltoets te laten doen. Iemand die met succes een inburgeringscursus heeft gevolgd toont daarmee aan dat hij of zij voldoende inspanning heeft geleverd. Het gaat bij de taaltoets echt om mensen die niet voldoen aan de criteria voor vrijstelling van deze taaltoetsen. Het gaat in ons geval om circa 600 deelnemers.”

Waarom is het Graafschap College door Laborijn gevraagd om de taaltoetsen te verzorgen?
Ronald: “Omdat wij hiervoor zijn toegerust. Vooral het beoordelen van een spreektoets of een schrijftoets vraagt specifieke deskundigheid. Wij zijn in deze regio altijd de grootste speler geweest op het gebied van inburgering. Ook arbeidsmigranten, zoals Polen en Roemenen, zijn wij altijd blijven bedienen.”

José: “Ook de ervaring met het afnemen van toetsen bij zo’n grote groep mensen heeft daarbij meegespeeld. Hoe toets je op een manier dat je de mensen zo min mogelijk belast. Na overleg hebben we besloten om per keer zo’n 15 deelnemers uit te nodigen om aan de toets deel te nemen. We zijn gestart met de toetsen lezen en schrijven. In de periode oktober-november hebben we 308 toetsen afgenomen, twee toetsen per deelnemer. Een groot deel hiervan hoeft niet verder te worden getoetst. De tweede toetsronde zal dus ook kleiner zijn in aantal deelnemers.”

Jullie maken daarbij gebruik van bestaande TOA-toetsen?
José: “We willen geen onderscheid maken tussen anderstaligen en moedertaalsprekers. Omdat we dus in gemengde groepen toetsen afnemen, wilden we dat schriftelijk doen. De schriftelijke toetsen waren er wel voor A2, maar voor 1F waren ze alleen digitaal beschikbaar. We hebben Bureau ICE toen gevraagd om de digitale leestoetsen om te zetten naar een schriftelijke variant. Dat kon gelukkig al op korte termijn gerealiseerd worden.”

Ronald: “We pakken dit project op met een groepje van zes NT2-docenten. Vooraf hebben we ook goed de beoordeling onderling afgestemd. Er zitten weliswaar beoordelingscriteria bij de toetsen, maar er is ook ruimte voor interpretatie. Als een enkele grammaticale fout is toegestaan, wat versta je dan onder enkele? Er wordt bij 1F wel verwezen naar Meijerink of bij A2 naar het Raamwerk NT2, maar daar staat het soms ook niet helemaal duidelijk omschreven. Dus het blijft af en toe schuren dat je de criteria niet helder genoeg hebt. We overleggen onderling wanneer we ergens twijfels over hebben. Daar gaan we zorgvuldig mee om. Bij 80 tot 90% van de beoordelingen is het overigens gewoon duidelijk; of het is absoluut onvoldoende of het is voldoende tot excellent.”

Wat valt op bij de toetsing?
Ronald: “Wat je ziet is dat de moedertaalsprekers regelmatig enige weerstand hebben tegen de toets. Zij moeten uit hun comfortzone komen. Je hoort dan weleens: ‘Ik woon hier al veertig jaar en nu moet ik ineens laten zien dat ik Nederlands kan.’ Wij zeggen dan: hoe kunnen we jouw kansen op werk vergroten en welke rol speelt jouw taalvaardigheid daarbij? Er zijn ook mensen die de toets excellent maken, óók moedertaalsprekers. Ze vinden het leuk om een opdracht te maken waarbij ze bijvoorbeeld mensen moeten uitnodigen voor een feestje of een vriend moeten vertellen over een film en wat ze er goed en minder goed aan vinden. Dan zie je soms heel leuke verhalen voorbij komen. En natuurlijk zie je hier en daar een dt-fout, maar het is gewoon geweldig om te zien dat ze hun best hebben gedaan om er een leuk verhaal van te maken. Die zou je zo in een boekje kunnen uitgeven. Het geeft mensen ook zelfvertrouwen.”

Ronald vervolgt: “We zijn nu benieuwd naar de toetsen spreken en gesprekken voeren. Dat betekent een gesprek van een half uur over dagelijkse zaken in een natuurlijke gesprekssituatie met onderwerpen die dichtbij de mensen liggen. Bijvoorbeeld over hoe het gaat met de kinderen of de buurt waarin je woont. Ik vind dat ook een goed toetsinstrument van Bureau ICE.”

Wat gebeurt er met mensen die de taaltoets niet of onvoldoende halen?
José: “Als iemand zwak scoort op de toets, kijk je ook naar wat er wél goed gaat. Laborijn kan mensen bijvoorbeeld een extra cursus aanbieden waarmee ze zich verder kunnen bekwamen in taal. Dat kan zijn in een schoolse structuur of juist in de praktijk. Samen met het Graafschap College heeft Laborijn de Werkacademie opgericht, speciaal voor mensen die in een schoolse situatie niet verder komen. Via werken en leren krijgen deelnemers een ‘op maat’ gemaakt ondersteuningsaanbod. Door de samenwerking tussen Laborijn en het Graafschap College worden mensen gericht opgeleid voor kansrijke beroepen.”

Ronald: “Als iemand schriftelijk zwak is maar mondeling wel in staat om zich goed uit te drukken, hoe kunnen we dan zijn of haar perspectief op de arbeidsmarkt vergroten? Bijvoorbeeld met taalondersteuning op maat bij de beroepsopleiding. Veel van deze mensen leren de taal beter binnen de context van hun werk dan daarbuiten.”

José vult aan: “Het doel van de Wet Taaleis is niet om mensen met een uitkering te toetsen en daarmee als gemeente te voldoen aan de wettelijke verplichting. Nee, het doel is om het perspectief voor deze groep te vergroten. Het is mooi om te zien dat het Graafschap College en Laborijn daarbij als taalaanbieder en uitvoeringsinstantie samenwerken. Je kunt elkaar voorzien van informatie. De meerwaarde is dat je met elkaar in gesprek bent om kennis en ervaring te delen om zo dicht mogelijk bij de gewenste situatie uit te kunnen komen. Dáár zit de uitdaging voor de komende tijd. Je moet de verbinding weten te leggen met de praktijk en maatwerk leveren. Dat kost misschien wat meer geld, maar het levert wél iets op. Juist het klassikaal lesgeven aan deze groep is duur want het levert niks op. Soms moet je aan het begin wat meer geld investeren om uiteindelijk tot een duurzame oplossing te komen.”

Plaats een reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *